
Jurisprudentie
AY0419
Datum uitspraak2006-07-05
Datum gepubliceerd2006-07-11
RechtsgebiedSociale zekerheid
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers05/5328 WAJONG + 05/5329 WAJONG
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2006-07-11
RechtsgebiedSociale zekerheid
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers05/5328 WAJONG + 05/5329 WAJONG
Statusgepubliceerd
Indicatie
Hoger beroep niet-ontvankelijk verklaard omdat de beroepsgronden niet tijdig door de Raad zijn ontvangen. Verzet gegrond.
Uitspraak
05/5328 + 05/5329 WAJONG
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
U I T S P R A A K
als bedoeld in artikel 8:55, vijfde lid, van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 21 van de Beroepswet in verband met het hoger beroep van:
[appellante], wonende te [woonplaats] (hierna: appellante),
tegen de uitspraak van de rechtbank Haarlem van 8 juli 2005, 04-1795 & 04-1794 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellante
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: Uwv).
Datum uitspraak: 5 juli 2006
I. PROCESVERLOOP
Bij uitspraak als bedoeld in artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 21 van de Beroepswet van 17 februari 2006 heeft de Raad het namens appellante ingestelde hoger beroep tegen de aangevallen uitspraak niet-ontvankelijk verklaard.
Tegen de uitspraak van de Raad van 17 februari 2006 heeft E.A.S. van Diggele als gemachtigde van appellante verzet gedaan.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 3 mei 2006. Appellante is verschenen bij haar gemachtigde
E.A.S. van Diggele. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. H. van Buren.
II. OVERWEGINGEN
De uitspraak van de Raad van 17 februari 2006 berust hierop, dat het hoger beroep van appellante niet-ontvankelijk is verklaard omdat de beroepsgronden niet tijdig door de Raad zijn ontvangen.
De Raad acht, gelet op hetgeen de gemachtigde van appellante in het verzetschrift en ter zitting heeft aangevoerd, het niet onaannemelijk dat het aanvullend beroepschrift op 25 november 2005, binnen de door de Raad gestelde termijn, in de brievenbus van de Raad is gedeponeerd.
Gelet op het voorgaande dient het verzet gegrond te worden verklaard.
Dit betekent dat de uitspraak van de Raad van 17 februari 2006 vervalt en dat het onderzoek wordt voortgezet in de stand waarin het zich bevond.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep;
Recht doende:
Verklaart het verzet gegrond.
Deze uitspraak is gedaan door Ch. van Voorst als voorzitter en M.S.E. Wulffraat-van Dijk en M.C.M. van Laar als leden. De beslissing is, in tegenwoordigheid van J.J. Janssen als griffier, uitgesproken in het openbaar op 5 juli 2006.
(get.) Ch. van Voorst.
(get.) J.J. Janssen.